Blog #8 Laat grove taal achterwege

Johan ’t Hart en Michel Couzijn,

Dit artikel is geschreven in 2017 en geactualiseerd in 2020

In 2007 verscheen een artikel in Trouw over het weglaten van grove taal in het onderwijs. Lees het artikel in dit blog, dat vandaag de dag nog steeds actueel is.

Grofheid is vaak louter voor de bühne. Laat dat weg, pas dan kunnen we ongestoord over de inhoud praten.

Zevenentwintig jaar lang gaf ik muziekles op het Pieter Nieuwland College, een middelbare school in Amsterdam. Met mijn leerlingen luisterde ik naar allerlei soorten muziek, ook naar rap. Toen de afgelopen jaren het taalgebruik van de rapteksten steeds grover werd, hebben we in de klas de regel ingesteld dat als een leerling zelf een rap maakt, grof taalgebruik afbreuk doet aan het cijfer. Niet dat men er direct ’netter’ door ging rappen.

Ik moest eraan denken omdat er in Nederland debat wordt gevoerd over wat we tegen elkaar kunnen zeggen. De toon en de inhoud van het maatschappelijk discours staan ter discussie. Hoe spreken autochtonen en allochtonen elkaar aan, en wat mogen zij vrijelijk over elkaar zeggen? Mijn ervaring is dat er wel degelijk iets te doen valt tegen oprukkend grof taalgebruik.

In 2009 wilde een meerderheid van de leerlingen die ik op dat moment lesgaf dat we het nummer ’Watskeburt’ van De Jeugd van Tegenwoordig zouden toevoegen aan het zangrepertoire. Dat nummer bleek niet door de beugel te kunnen. Fouter dan fout, met passages als ’Fuck you man, ik verkoop ’r crack stomme slet’. Een collega-docent, Peter van der Bosch, schreef een eigen versie, de parodierap ’Word-gekurd’: „Ik denk dat ze nu genoeg weten, ja toch?/ want al die gekke woorden van ze /dan kan toch niet?”

We studeerden deze cover in met alle leerlingen en deelden mee dat het voortaan verboden was om grof en respectloos taalgebruik te bezigen in het muzieklokaal. Vrijwel klakkeloos werd dit gebod opgevolgd. Een enkele leerling belde mij op met de vraag: ’Meester, mag ik één keer shit zeggen in een nummer’? Mijn antwoord was: „Wat denk je zelf”? Daarmee was er genoeg gepraat. Het mocht gewoon niet.

Vanaf dat moment corrigeerde iedereen elkaar. Ook spraken leerlingen ons, docenten, aan op fout taalgebruik. Er was een nieuwe norm en die werd eigenlijk heel soepel geaccepteerd en gehandhaafd.

Het Pieter Nieuwland College is een goede afspiegeling van de Amsterdamse bevolking. Dit is niet gebruikelijk, de meeste Amsterdamse scholen zijn juist gekleurd of wit. Bij schrijfwedstrijden die wij organiseren en waarbij wij van de leerlingen vragen dat ze op hun woorden letten, blijken leerlingen vaak indringende, idealistische teksten te schrijven. Ze kennen blijkbaar het belang van respectvol samenleven uit de dagelijkse praktijk.

Frits Abrahams en Paul Cliteur schreven onlangs in NRC Handelsblad over de toon waarop we in de samenleving met en over elkaar spreken. Als we zouden overeenkomen dat we elkaar niet meer inhoudelijk grof aanspreken (met weglating van bijvoorbeeld ’geitenneukers’, ’parasieten’ en ’vuile racisten’), dan verbeteren zowel de toon als ook het rendement van onze gesprekken. Grofheid is vaak louter voor de bühne, voor effectbejag op de korte termijn. Als de inhoud van een mededeling eerst door het filter van respectvol taalgebruik gaat, dan is de resulterende toon al gematigd. Pas als deze overeenstemming is bereikt, zullen we in Nederland ongestoord over de inhoud kunnen praten.

Als wij als leraren toelaten dat leerlingen elkaar uitschelden, dan voelt niemand zich meer thuis. De discussie die columnisten als Van Doorn, Ellian, Abrahams en Cliteur voeren is ook gebaat bij overeenstemming over de uitgangspunten en de basale omgangsvormen.

Leraren helpen kinderen fatsoen en respect bij te brengen. Maar zullen ouders het goede voorbeeld geven? Je kunt niet je kinderen willen opvoeden in deugdzaamheid en tegelijk onfatsoen en disrespect in de samenleving bepleiten.